Menu

Ongelijke schooladviezen? Hoe meetfout de leraar verdacht maakt

door Lucy Beker, redactie VO Gids

Dr. Van Huizen van UU

Het komt door een meetfout dat kinderen in groep 8 soms ongelijke schooladviezen krijgen als ze dezelfde score behalen op de eindtoets basisonderwijs. Te snel wordt geroepen dat het te maken heeft met vooroordelen van leerkrachten en ongelijke kansen.

Dat betoogt dr. Thomas van Huizen, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Utrecht.
De VO Gids vroeg hem hoe het precies zit met die meetfout. In dit artikel legt hij het uit.
Inmiddels hebben het ministerie van OCW en de Inspectie van het Onderwijs dr. Van Huizen uitgenodigd om zijn visie toe te lichten.

Voorzichtig met conclusies

De schooladviezen die achtstegroepers van hun leraar krijgen, nog vóórdat ze de eindtoets hebben gemaakt, komen in de meeste gevallen overeen met de uitslag op die toets. Maar soms is te zien dat kinderen die op die toets een gelijke score halen, toch verschillende schooladviezen hebben gekregen. Vaak krijgen in zo’n geval kinderen met hoogopgeleide ouders een hoger schooladvies dan kinderen met laagopgeleide ouders. Ook de Inspectie van het Onderwijs signaleert dat. ‘Dan wordt al snel gedacht dat dit verschil komt door vooroordelen bij leerkrachten. Zij zouden lagere verwachtingen hebben van kinderen uit kansarme milieus. Maar we moeten voorzichtiger zijn met het trekken van die conclusie’, zegt Van Huizen. ‘Er wordt namelijk geen rekening gehouden met de meetfout in de eindtoets.’

Momentopnamen en gokkans

Die meetfout komt door drie externe factoren die de uitslag van elke toets beïnvloeden, legt Van Huizen uit. Hij zet ze op een rijtje:

  • Een toets is een momentopname. Je kunt een goede of een slechte dag hebben; niemand scoort elke dag de top.
  • De toets bestaat uit multiple choice-vragen, die een gokkans opleveren. Je kunt een aantal vragen goed gokken en dan ineens hoger scoren.
  • Je kunt geluk of pech hebben met de selectie van de toetsvragen. De vragen die je krijgt, passen beter bij de een dan bij de ander.

Effect: verstoring

‘In het algemeen is de invloed van deze factoren op een toets vrij klein, maar bij de eindtoets van groep 8 kunnen ze de analyses naar kansenongelijkheid in de adviezen wel flink verstoren’, licht Van Huizen toe. Dat heeft te maken met de grote verschillen in gemiddelde vaardigheden tussen kinderen met hoogopgeleide ouders en kinderen met laagopgeleide ouders.
Als we kijken naar de verschillen in adviezen tussen deze groepen leerlingen bij een score op een eindtoets, kijken we ook naar verschillen in vaardigheden die niet worden gemeten vanwege die meetfout. Hoe betrouwbaarder de eindtoets, hoe kleiner de ongelijkheid in adviezen zal lijken. Maar helaas is geen enkele toets een perfecte maatstaf voor vaardigheden van een leerling.

Van Huizen vervolgt: ‘Als je voor de meetfout corrigeert, blijkt de ongelijkheid in schooladviezen een stuk kleiner. Voor sommige adviezen is die ongelijkheid zelfs niet meer te zien.’

De leraar corrigeert

Leraren wegen bij hun schooladvies andere, eerder gemaakte toetsen mee en kunnen daardoor zien of de eindtoets afwijkt van het algemene patroon. Ze herkennen dus uitschieters naar boven en naar beneden. Daarmee corrigeert de leraar voor de meetfout in de eindtoets.  Ook kijken leraren naar werkhouding en andere relevante vaardigheden van een kind.
‘Het is waardevol dat de leerkrachten dat allemaal meewegen in hun oordeel, zij hebben een beeld van een leerling dat veel breder is dan een score op een enkele toets’, aldus van Huizen.

Hij vervolgt: ‘Het is natuurlijk problematisch als leraren de achtergrond van leerlingen meewegen. Tegelijkertijd wordt van leraren wel verwacht dat ze resultaten van een reeks aan objectieve toetsen meenemen. En dat maakt ze per definitieve verdacht, want door de meetfout scoren kinderen van hoogopgeleide ouders gemiddeld hoger op die andere toetsen dan kinderen van laagopgeleide ouders met dezelfde score op de eindtoets.’

Tijdstip eindtoets

Dr. Van Huizen vindt het jammer dat de eindtoets tegenwoordig pas ná het schooladvies wordt afgenomen. ‘De leraren hebben niet alle puzzelstukjes compleet, ze missen de uitslag van de eindtoets. Het beeld is minder volledig. Daardoor wordt de uitslag van de entreetoets in groep 7 belangrijker en verschuift de beslissing naar een steeds vroeger moment. De eindtoets heeft op deze manier maar beperkt nut. Al levert een late eindtoets altijd nog meer informatie op dan helemaal geen eindtoets’.

Nog meer vertekening

Het late tijdstip van de eindtoets werkt bovendien in de hand dat het beeld nog meer vertekend raakt. De dan al gegeven schooladviezen worden niet naar beneden bijgesteld als een kind lager dan verwacht scoort op de eindtoets, maar ze kunnen wel worden aangepast als een kind hoger scoort dan verwacht. ‘Dat betekent dat een kind dat al een vwo-advies op zak heeft, eigenlijk niets meer hoeft in te vullen bij de eindtoets, het advies staat immers al vast en hoger kan niet. Deze kinderen doen misschien minder hun best, terwijl andere kinderen alles op alles zetten om het niveau nog omhoog te krijgen. Ook dat kan ruis opleveren’, legt Van Huizen uit.

Hij pleit er daarom voor de eindtoets weer naar voren te halen. ‘Ik zou hem niet afschaffen, want hij levert extra objectieve informatie op die de leerkracht kan gebruiken. Maar om die informatie beter te kunnen benutten, moet de toets worden gedaan vóórdat de schooladviezen worden afgegeven.’

Conclusie

De conclusie: dat er verschillen zijn tussen schooladviezen en toetsresultaten, betekent nog niet per definitie dat leraren bevooroordeeld zijn. Deze verschillen blijken voor een belangrijk deel verklaard te kunnen worden door de meetfout in de eindtoets. Dat betekent dat eerdere studies de ongelijkheid in adviezen overschatten.

Naar meer gelijke kansen

‘Wil je meer gelijke kansen, dan moet je proberen de verschillen tussen achtstegroepers te verkleinen’, aldus Van Huizen. ‘Bijvoorbeeld door te investeren in voorschoolse voorzieningen, waardoor kinderen van anderstalige ouders met minder taalachterstand aan de basisschool beginnen. Of door extra investeren in leerkrachten op scholen met veel kinderen die risico lopen op onderwijsachterstand. Juist die scholen zouden de beste leerkrachten moeten hebben, maar ze hebben nu moeite die te vinden of te behouden. Ten slotte kunnen in het voortgezet onderwijs brede scholengemeenschappen en een langere brugperiode helpen om kansengelijkheid te versterken. Het schooladvies is en blijft uiteindelijk een inschatting en pas later blijkt of dat advies passend was. Bij twijfel over het advies zou je ouders en leerlingen kunnen aanraden om geen categorale school te kiezen, maar juist een brede school waar de overstap naar een ander niveau eenvoudig is.’

Lees ook het artikel van dr. Thomas van Huizen op de website van de Universiteit Utrecht

Januari 2022